zaterdag 29 oktober 2016

Monument der wachtende

In de les Beeldende vorming zijn we bezig geweest met wachtende mensen.
We hielden ons deze les vooral bezig met de volgende vragen:

Hoe ziet iemand eruit als die wacht?
Waar wachten mensen op?
Hoe herken je of iemand aan het wachten is?

We bekeken in deze les de wachthouding van mensen. Dit is vaak een passieve houding, onderuit gezakt, lage schouders, rug gebogen enzovoorts. 

De les had als doel om te kijken naar de houding van een mens en dit zo realistisch mogelijk na te maken in een figuur van klei. 

Deze les stond in het teken van boetseren. Als voorbereiding hebben alle kinderen wachtende mensen bekeken. 


En dit is het resultaat van mijn boetseer werkstuk:

Ik vond het boetseren lastiger dan ik had verwacht. Je gebruikt de klei snel te onvoorzichtig en dan breekt het. Ook wordt de klei snel droog door de warmte van je handen.
Voor ik hier les in ga geven moet ik zelf nog wel even oefenen!


Liefs, 

Lisanne 

woensdag 26 oktober 2016

Liedje aanleren 'M'n tantes bloes'

Inleiding 
Om te beginnen wil ik dat de kinderen in een kring gaan zitten. Ik vind dit een leuke ontspannen opstelling. Ook hebben de kinderen op deze manier geen afleiding van spullen in hun kastje.

Het liedje dat ik de kinderen aan ga leren gaat over kleding. Als inleiding van deze muziekles wil ik dat de kinderen zo veel mogelijke verschillende kledingstukken op noemen. We maken hier gezamenlijk een woordspin van op het bord.
Nadat de kinderen verschillende kledingstukken hebben bedacht, teken ik acht muzieknoten op het bord. Alle noten zijn één tel lang.
Ik vertel de kinderen dat ik zo een ritme ga klappen, het ritme duurt acht tellen. Over de acht tellen gaan we de kledingstukken verdelen. We doen dit door de kledingstukken op te delen in lettergrepen.
We beginnen makkelijk, en we bouwen de moeilijkheid steeds verder op. Dit doen we door bijvoorbeeld meer kledingstukken in acht tellen te verdelen, of door de klas in te delen in twee of meer groepen. De groepen hebben allemaal een ander kledingstuk op dezelfde tel. Hierdoor ontstaat er een vervlechting van ritmes.
Dit lijkt me erg leuk om met de kinderen uit te proberen. De nadruk ligt bij deze oefeningen op het leren van een ritme en het leren van concentratie. De kinderen gaan leren op hun eigen zang te letten.

Hieronder een voorbeeld van een mogelijke opbouw:

Begin makkelijk. 

Voeg steeds meer kleding stukken toe
Verdeel de las in twee groepen en laat twee ritmes tegelijkertijd beginnen



Aanleerfase 
Na de inleiding van de les gaat de focus naar het liedje dat ik de kinderen wil aanleren. Dit is het liedje M'n tantes bloes uit Eigenwijs. Het lied wil ik aan de kinderen leren door middel van de weggeef techniek. Ik kies voor deze techniek omdat ik wil dat de kinderen snappen dat een liedje één geheel is. Wanneer de kinderen mij na-zingen raakt het ritme in de war. Er is hierdoor geen structuur en de kinderen zullen de tekst minder snel onthouden. Ook weet ik uit eigen ervaring dat een muziekles dan heel saai en lang wordt. Wanneer je als kind zelf bezig bent en het liedje vaak hoort is er veel meer energie in de les.
Ik vraag aan de kinderen of iemand het liedje al kent.
Hierna zing ik het eerste couplet van het liedje voor. De focus van deze les ligt op het eerste couplet. Ik bekijk hoe snel de kinderen het lied aanleren. Ook bekijk ik de tijd en de muzikale beginsituatie van de klas.
Ik zing eerste het couplet voor. Na mijn voorzingen zet ik de tekst van het couplet op het bord. Ik vraag aan de kinderen of ze de eerste regel mee willen zingen en de laatste regel.
Ik zing het couplet opnieuw en de kinderen zingen mee. Dit doen we twee keer. De eerste keer staat alle tekst op het bord, bij de tweede keer veeg ik de eerste en de laatste zin weg.
Zo ga ik verder met de kinderen. Steeds vraag ik of de kinderen er een regel bij willen zingen, ik zing deze regel dan niet meer. Ik blijf de regels wegvegen tot de kinderen het lied helemaal zelf kunnen zingen.
In eerste instantie wil ik de kinderen alleen het eerste couplet leren. Wanneer dit erg snel gaat leer ik ze op dezelfde manier couplet twee en zelfs mogelijk couplet drie.

En ik moet  je wat vertellen van m’n tante d’r bloes
die is gekrompen met 4 maten dat is niet voor de poes
‘t gebeurde in de wasserette ’t is maar dat je het weet
eeuwig zonde maar ook logisch want het water was te heet
nu hangt ‘ie zielig in een hoekie
aan een hangertje naast een broekie in de kast,
O yeah!
Ze heeft een nieuwe installatie maar er is altijd mot
moet je horen wat ze uitspookt man je lacht je kapot
ze stopt de pluggen van de boxen in het stopcontact
en verbaast zich telkens dat zo’n ding dan uit elkaar klapt
ze heeft een tweede paar verspeeld
nu komt de derde kun je lachen let maar op
Kaboem!
Ja m’n tante is een rare dat staat nu wel vast
ze heeft een zoontje die haar auto elke dag bekrast
daar zegt ze niets van maar owee wat is er nu gebeurd
ze heeft die arme jongen gister van de trap ge..
hij had een schuine mop verteld
nu is hij door zijn moe geveld
je staat versteld
Oh yeah!

Verwerking
Wanneer de kinderen de eerste twee coupletten beheersen wil ik hen laten zien dat we de begin opdracht niet voor niks hebben gedaan. Ik wil de kinderen leren wat canon zingen is.Voor ik uitleg geef laat ik de kinderen het volgende filmpje zien:


Ik vraag aan de kinderen wat hen opvalt aan het filmpje.
Na enige nadenk- en overlegtijd vertel ik de kinderen dat deze meneer canon zingt. Canon zingen doe je nooit alleen. Bij een canon begint één iemand of één groepje gewoon bij het begin van een liedje, ze zingen het hele liedje gewoon af. Maar op een afgesproken moment valt een ander persoon of een ander groepje in door hetzelfde liedje ook vanaf het begin te zingen.
Wanneer duidelijk is voor de kinderen wat een canon is, wil ik dit gaan proberen. De kinderen zingen het lied. Ik val na het eerste couplet in. Na dit voorbeeld verdeel ik de groep in twee. Ik geef aan wanneer elke groep moet beginnen met zingen. Wanneer dit goed gaat maak ik de groepjes steeds kleiner.

Afsluiting 
Als afsluiting wil ik de kinderen laten bewegen op muziek. We gaan met de klas danspasjes bedenken op de tekst van het liedje. Bij deze opdracht laat ik de kinderen goed luisteren naar de tekst en het ritme van de muziek. Ik vraag aan de kinderen wie een danspasje weet en deze plaatsen we op de muziek. We zingen het liedje steeds opnieuw en voegen steeds een danspasje toe.
Doordat het liedje nu aangeleerd is, er een zangtechniek is aangeleerd en bewegingen op muziek zijn behandeld, zullen de kinderen de les sneller onthouden. Dit omdat er veel variatie is en omdat de kinderen actief hebben mee moeten doen.


Mijn ingezongen liedje




Feedback
Een klasgenote heeft deze opdracht bekeken. Zij zegt dat ik duidelijk maak waarom ik elke stap van mijn les uitvoer. Dit wordt duidelijk aan de kinderen. Ook zegt zij dat dat ik de opdracht goed tot in details heb uitgewerkt zodat het niet saai wordt.
Daarnaast vind zij het gekozen filmpje bij de uitleg van de canon erg grappig en duidelijk gekozen.

(Feedback aan docent is gevraagd alleen nog niet ontvangen.)

Liefs,

Lisanne

dinsdag 25 oktober 2016

Luisteropdracht The Syncopated Clock

Verdieping op het muziekstuk
Voor de luister opdracht die ik ga geven heb gekozen voor 'The syncopated clock' van Leroy Anderson. Het muziekstuk is geschreven tijdens de tweede wereldoorlog door Leroy Anderson.
Leroy Anderson staat bekend door het componeren en spelen van lichte muziekstukken. Dit waren de muziekstukken die in zijn tijd erg werden gewaardeerd.

Het stuk 'The syncopated clock' gaat over een klok met een afwijkend ritme. Dit is te horen in het stuk. Het gehele stuk zijn er geluiden van verschillende klokken met verschillende ritme hoorbaar.

Wanneer ik dit lied laat luisteren in mijn stageklas stel ik vragen aan de hand van het KVB-model. Het KVB-model: klank, vorm, betekenis model, geeft goed inzicht van een muziek stuk op verschillende fronten.

De luistervragen
De eerste twee vragen die ik aan mijn stageklas ga stellen hebben te maken met klank.

1. Ik laat jullie zo een muziekstuk horen. Ik wil graag dat jullie goed luisteren naar of er verschillen zijn in klank. Klankeigenschappen zijn bijvoorbeeld hard-zacht, hoog-laag, lang-kort..Etc. Straks zet ik het muziekstuk aan en wil ik dat jullie letten op verschillen in harde en zachte muziek en op verschillen en snelheid. 

(mogelijk antwoord: Je hoort verschillen in lange en korte tonen. Het liedje begint zacht en wordt op gegeven moment steeds harder. Ook worden de klanken hoger en dan weer lager. )

2. Hoor je verschillende instrumenten? Zo ja, wat voor instrumenten hoor je? Zijn er instrumenten die je niet kent of vreemd vindt?

(mogelijk antwoord: Je hoort vooral strijkinstrumenten. Zoals de cello, de viool enzovoorts. Ook hoor je een klok. De klok vind ik een vreemd instrument. De klok wordt waarschijnlijk nagedaan door een slaginstrument. (Dit slaginstrument heet het klokkenspel)) 

De derde en vierde vraag die ik aan mijn stageklas ga stellen hebben te maken met vorm.

3. Dit muziekstuk is op een bepaalde manier opgebouwd. Je hoort bijvoorbeeld herhalingen van verschillende stukjes muziek. Ik laat jullie zo één stukje horen (seconde 4 tot en met 7)en ik wil dat jullie tellen of opschrijven hoe vaak dit stukje wordt herhaald. 

(Mogelijk antwoord: Dit stukje wordt samen met het beginstuk acht keer herhaald.)

4. Hoor je in dit muziekstuk variaties op het beginstukje? Zo ja, turf hoe vaak je deze variatie hoort. Een variatie is een kleine verandering, bijvoorbeeld iets hoger of iets langer... 

(Mogelijk antwoord: Ja, je hoort variatie. Gelijk na het beginstukje van de vorige opdracht krijg je dit stukje nogmaals maar met een kleine variatie aan het einde. Er worden meer tonen toegevoegd. Je hoort dit stukje drie keer.)

De vijfde, zesde en zevende vraag die ik aan mijn stageklas stel hebben te maken met de betekenis.

5. Als je dit muziekstuk een titel zou moeten geven, hoe zou het muziekstuk dan heten? Waarom noem je het muziekstuk zo?

(Mogelijk antwoord: De boze klok. Je hoort het hele liedje lang een klok tikken. Op gegeven moment worden de geluiden harder en klinkt het liedje een stuk bozer.)


6. Wat voor emoties roept dit muziekstuk bij jullie op? Maakt het je blij, boos, verdrietig, zenuwachtig? Waarom roept dit deze emotie bij je op? Waar komt dat door?

(Mogelijk antwoord: Dit liedje maakt me zenuwachtig. Dit komt door het getik van de klok. Het getik van de klok doet me denken aan mijn wekker thuis en die zorgt er altijd voor dat ik op tijd opsta. ) 

7. Doet dit muziek stuk je aan iets denken? Zo ja, waar denk je aan? 

(Mogelijk antwoord: Het liedje doet me denken aan de klok bij mijn oma thuis. Deze klok tikt ook altijd op deze manier en elk uur komt er ook een belletje uit. Dit belletje hoor je ook in het liedje.) 


Waarom stel ik deze vragen?
De vragen die ik stel heb ik bewust gekozen. De vragen moesten te maken hebben met het KVB model. Hiervoor werd als hulp de theorie uit het boek 'Muziek Meester' aanbevolen.
Na het lezen van hoofdstuk 3, het hoofdstuk over luisteren, heb ik inzicht gekregen in waar een goede vraag aan moet voldoen.
De vragen die ik stel zorgen ervoor dat alle kinderen actief mee moeten doen aan de les. Het zijn geen vragen waarin wordt gevraagd wat de kinderen al weten. Alle vragen motiveren tot luisteren en meedoen.
Bijvoorbeeld de vraag over herhalingen is voor alle kinderen haalbaar om te doen. Dit omdat ik het stukje vaak laat horen en het een makkelijk te herkennen stukje is. Het levert de kinderen hierdoor vaak een succeservaring op waarna de verdere opdrachten vaak leuker zijn voor de kinderen omdat zij gemotiveerd zijn.
Ook zijn alle vragen die ik stel open en dit spoort de leerlingen aan tot denken of tot luisteren. Ja en nee zijn geen goede antwoorden omdat alle vragen berust zijn op feiten en meningen die kunnen worden ontdekt door het luisteren.

Het muziekstuk 
https://www.youtube.com/watch?v=CrpdQngwk2g

(vanaf het begin tot 2:00 minuut)


Feedback:
Mijn muziek docent Nanda vindt mijn opdracht een goede opdracht voor de bovenbouw. Het lied past volgens haar goed bij de bovenbouw. Wel wees zij mij op de eerste vraag bij klank. Bij deze vraag was onduidelijk wat ik van de kinderen verwacht. Ik heb deze vraag verduidelijkt door toe te voegen dat ik vooral wil dat de kinderen letten op hard en zacht en de snelheid van het lied. 

Een klasgenoot van mij heeft deze opdracht bekeken. Zij vond het fragment erg goed gekozen. Ook zei ze dat ik het KVB model duidelijk naar voren laat komen in mijn vragen. Zij zegt dat de vragen die ik stel geschikt zijn voor de bovenbouw. 



Liefs,

Lisanne

maandag 17 oktober 2016

GLVF 'De Bozbezbozzel'


 1. Onderwijsdoel
Betekenis:
De opdracht van vandaag is het maken van een Bozbezbozzel. Dit is een fantasiedier. We maken dit dier van karton, zwart- en wit papier.

Door de rijke fantasie van kinderen is een fantasiedier bij elk kind wel bekend. Jonge kinderen tekenen vaak fantasiedieren. Maar hebben oudere kinderen ook nog een goed beeld van een niet bestaand dier? 

Vorm:
We maken een dier dat ruimte doorstekend is, het dier is transparant. Ook wordt het dier drie dimensionaal. Het dier moet in elkaar worden gezet zonder lijm of plakband en hij moet zelfstandig rechtop kunnen staan.  

Materiaal/techniek: 
De materialen die mogen worden gebruikt bij het maken van de Bozbezbozzel zijn:
-          Karton
-          Zwart papier
-          Wit papier
-          Scharen
-          Prikpennen
-          Prikmatjes
-          Stanleymessen (optioneel)
-          Snijmatjes (optioneel)

Karton, zwart- en wit papier moeten in ieder geval voorkomen in de Bozbezbozzel. In mijn stageklas maak ik geen gebruik van stanleymessen. De kinderen hebben hier namelijk niet eerder mee gewerkt.
De techniek waarmee ik de kinderen ga laten werken is de gleuftechniek. Dit is een techniek om  verbindingen te maken zonder gebruik van lijm, plakband, etc. Ik laat deze verbinding aan de kinderen zien door middel van een voorbeeld, hierna geef ik uitleg over de verbinding.  

Beschouwing:
Na mijn uitleg laat ik de gehele les een powerpoint-presentatie zien met samengestelde dieren. Dit kan inspirerend zijn voor het project van de kinderen.
Ook hebben de kinderen foto’s mee die ze zelf hebben moeten opzoeken. Ze brengen of allemaal twee foto’s mee, elk van verschillende dieren, of ze maken een collage.
De kinderen gebruiken hun foto’s en hun collages als inspiratie bron voor hun eigen beest. Ze kunnen hun project namaken van de foto’s of ter plekke zelf een dier bedenken. 

Werkwijze:
Ik reserveer twee Beeldende vorming lessen voor dit project. De kinderen werken in dezelfde tweetallen in de twee lessen aan de opdracht. De eerste les gaat voornamelijk over het oriënteren, het bedenken van het dier, het opstellen van een werkplan en het maken van een taakverdeling. De tweede les wil ik dat de kinderen echt aan de slag gaan met het dier en het dier aan elkaar presenteren.

Onderzoek:
Tijdens de lessen observeer ik de kinderen. Ik bekijk hun werkplan, hun werkwijze, hun samenwerking en of het project soepel verloopt. De samenwerking vind ik het belangrijkst bij deze opdracht.
Ik houd in de gaten of de kinderen actief werken aan de opdracht en of beide leerlingen evenveel bijdragen aan het resultaat.
Echter is het resultaat bij deze opdracht niet het belangrijkste. De weg ernaartoe, door middel van de planning en het werkplan, maar vooral dus de samenwerking, vind ik veel belangrijker. 

2. Lesopbouw

Oriëntatie:
  •  Introductie,
Ik projecteer het gedicht ‘De Bozbezbozzel’ door Cees Buddingh, op het bord. Ik laat de kinderen het strofe voor strofe voorlezen. Hierna bespreek ik het met de klas. Ik doe dat door de volgende vragen te stellen:

Wat is een Bozbezbozzel?
Hoe ziet het dier er volgens jullie uit?
Wat zegt het gedicht eigenlijk allemaal?
Zal dit dier echt bestaan? 
  •          Informatie
Ik vertel dat we vandaag zelf Bozbezbozzels gaan maken. De kinderen pakken hun collages en foto’s erbij. Ik laat ze de foto’s goed bekijken en ze hebben even de tijd om er zelf een fantasiedier van te maken in gedachten.
Hierna maken de kinderen tweetallen. Wanneer de tweetallen zijn gevormd gaan de kinderen bij elkaar zitten.
  •   Instructie
Ik vertel dat de Bozbezbozzel die de kinderen gaan maken van karton en van zwart en wit papier moet zijn. Het beest wordt transparant en ruimte doorstekend. Hierbij leg ik uit dat ik bedoel dat je door het dier heen moet kunnen kijken. Dit kan je doen door bijvoorbeeld vleugeltjes en veertjes te maken. Ik laat zien hoe ik dat bij mijn Bozbezbozzel heb gedaan. Bij het voorbeeld vertel ik ook dat hierdoor de textuur van de huid veel beter zichtbaar wordt en dat de kinderen ook bij hun project na moeten denken over hoe zij de huid van hun dier gaan vormgeven. Hierbij laat ik afbeeldingen zien van verschillende huidstructuren. Hierna vertel ik dat het dier drie dimensionaal moet zijn. Ik vraag of de kinderen weten wat dat betekent.

Vervolgens herhaal ik de gleufconstructie en herhaal ik meerdere malen dat er geen lijm of plakband mag worden gebruikt.
Ik vertel dat we twee lessen aan dit project gaan werken. De eerste les staat in het teken van het maken van een werkplan en het uitwerken van een idee.
De tweede les wordt er alleen maar aan het handvaardige deel van de opdracht tijd besteed. 

  • Begeleiding:
Na mijn instructie gaan de leerlingen aan het werk. Ik loop langs de verschillende groepjes en help de kinderen op weg. Mijn doel van les één is het zorgen dat elk kind weet wat ze gaan maken en hoe ze dat aan gaan pakken. Ik wil weten welke dieren er worden gebruikt en hoe deze terug te zien zijn in het eind project. Ook wil ik een taakverdeling zien.

De tweede les is mijn houding als leerkracht veel passiever. Ik observeer de kinderen en zorg ervoor dat beide kleuren papier en het karton wordt gebruikt. Ik geef alle groepjes tips en probeer de kinderen te blijven motiveren. 

  • Afronding:
Bij de afronding wil ik dat de kinderen iets kunnen vertellen over hun dier. Ik deel elk tweetal in bij een tafel en zij zetten hun dier hierop. Vervolgens laat ik de kinderen hun dier aan elkaar presenteren door middel van een expositie.
De expositie bestaat uit twee rondes. Per ronde loopt één leerling van het tweetal door het lokaal heen en bekijkt de dieren van hun klasgenoten. De andere leerling blijft bij het eigen dier staan en vertelt hoe de samenwerking ging, welke dieren ze hebben gebruikt en hoe ze samen te werk zijn gegaan. Na enkele minuten wisselen de leerlingen om van taak. 
Op deze manier kunnen alle kinderen laten zien wat ze van de opdracht hebben opgestoken en zien de leerlingen het meest van de resultaten van hun klasgenoten. 


En tenslotte het resultaat van mijn eigen Bozbezbozzel. 


Gemaakt door Vera en Lisanne

Duidelijk voorbeeld van drie dimensionaal beeld en een ruimte doorstekend figuur. 
Een goed voorbeeld van een structuur die aangebracht kan worden op het figuur
Nog een voorbeeld van structuur en van een manier om een staart te maken.    
Een voorbeeld van een staart die is vast gemaakt door middel van de gleuftechniek
Bedankt voor het lezen van deze post!
Liefs, 
Lisanne